Heeft u zich ooit afgevraagd hoe u in het Duits een actie beschrijft die voltooid zal zijn vóór een bepaald moment in de toekomst? Of misschien wilt u wel een aanname doen over iets dat in het verleden gebeurd moet zijn, maar dan vanuit een toekomstig perspectief? Dan bent u niet de enige! De Duitse voltooid toekomende tijd, ofwel Futur II (Future Perfect), is een grammaticale constructie die veel leerders hoofdbrekens bezorgt. Maar vrees niet, want met deze gids zult u de logica erachter doorgronden en deze tijd moeiteloos in uw Duitse zinnen toepassen.

Wat is de Voltooid Toekomende Tijd (Futur II) in het Duits?

De Futur II, of voltooid toekomende tijd, wordt gebruikt om handelingen uit te drukken die op een specifiek moment in de toekomst al voltooid zullen zijn. Het is alsof u vanuit de toekomst terugkijkt op een gebeurtenis die dan al achter de rug is. Denk aan zinnen als “Morgen om deze tijd zal ik mijn examen gehaald hebben.” De actie (examen halen) is voltooid voordat het toekomstige moment (morgen om deze tijd) aanbreekt.

Daarnaast heeft de Futur II nog een belangrijke functie: het uitdrukken van een veronderstelling over het verleden. In dit geval wordt de nadruk gelegd op de waarschijnlijkheid dat iets in het verleden is gebeurd. Bijvoorbeeld: “Er wird wohl den Bus verpasst haben.” (Hij zal de bus wel gemist hebben.) Hieruit blijkt een sterke aanname, zonder absolute zekerheid.

De Vorming van de Futur II: Een Stap-voor-Stap Gids

De constructie van de Futur II is vrij consistent. U heeft drie hoofdelementen nodig:

  1. Het hulpwerkwoord werden (vervoegd).
  2. Het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
  3. Het hulpwerkwoord haben of sein (in de infinitief, aan het einde van de zin).

De algemene structuur is dus: Onderwerp + vervoegd werden + … + voltooid deelwoord + haben/sein.

Vervoeging van ‘werden’

Het werkwoord werden is onregelmatig en wordt als volgt vervoegd:

Persoonlijk voornaamwoord Vervoeging van ‘werden’
ich werde
du wirst
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden

Wanneer gebruik je ‘haben’ en wanneer ‘sein’?

Dit is een cruciaal punt, net als bij de voltooid tegenwoordige tijd (Perfekt). De keuze tussen haben en sein hangt af van het hoofdwerkwoord:

  • Gebruik ‘sein’ bij:
    • Werkwoorden die een beweging uitdrukken (zonder direct object), zoals gehen, fahren, fliegen, kommen, laufen.
    • Werkwoorden die een verandering van toestand uitdrukken, zoals einschlafen, aufwachen, sterben, werden.
    • De werkwoorden bleiben, sein, werden (als zelfstandig werkwoord).
  • Gebruik ‘haben’ bij:
    • Alle overgankelijke werkwoorden (werkwoorden met een direct object), zoals lesen, kaufen, sehen, essen.
    • Alle wederkerende werkwoorden (met sich).
    • De meeste onovergankelijke werkwoorden die geen beweging of verandering van toestand uitdrukken, zoals schlafen, arbeiten, lachen, warten.
    • Modale werkwoorden in combinatie met een infinitief.

Voorbeelden:

  • Met ‘haben’: Ich werde das Buch gelesen haben. (Ik zal het boek gelezen hebben.)
  • Met ‘sein’: Er wird nach Hause gegangen sein. (Hij zal naar huis gegaan zijn.)

Praktische Toepassingen en Gebruiksscenario’s

1. Acties die voltooid zullen zijn voor een specifiek toekomstig moment

Dit is de meest directe toepassing van de Futur II. U beschrijft een actie die al afgerond is voordat een ander toekomstig moment aanbreekt. Vaak ziet u hier tijdsaanduidingen bij die een deadline markeren.

  • Nächste Woche um diese Zeit werden wir das Projekt abgeschlossen haben. (Volgende week om deze tijd zullen we het project afgerond hebben.)
  • Bis morgen Abend werde ich alle E-Mails beantwortet haben. (Tegen morgenavond zal ik alle e-mails beantwoord hebben.)
  • Wenn du ankommst, wird sie schon abgefahren sein. (Wanneer jij aankomt, zal zij al vertrokken zijn.)

2. Veronderstellingen over het verleden

De Futur II wordt ook gebruikt om een sterke aanname of waarschijnlijkheid uit te drukken over iets dat in het verleden is gebeurd. Het is een manier om te zeggen: ‘waarschijnlijk is dit gebeurd’ of ‘ik neem aan dat dit gebeurd is’. Vaak worden hierbij signaalwoorden als wohl, wahrscheinlich, vermutlich gebruikt, hoewel dit niet verplicht is.

  • Sie wird wohl ihren Schlüssel vergessen haben. (Zij zal haar sleutel wel vergeten zijn.)
  • Er wird die Nachricht nicht erhalten haben, sonst hätte er geantwortet. (Hij zal het bericht niet ontvangen hebben, anders had hij geantwoord.)
  • Die Kinder werden sicherlich schon eingeschlafen sein. (De kinderen zullen zeker al ingeslapen zijn.)

Veelvoorkomende Fouten en Hoe Ze te Vermijden

  • Verwarring met Futur I: De Futur I (werden + infinitief) beschrijft een actie die zal plaatsvinden in de toekomst, zonder de nadruk op voltooiing. De Futur II legt de nadruk op voltooiing vóór een toekomstig moment of een aanname over het verleden.
  • Verkeerde keuze tussen ‘haben’ en ‘sein’: Dit is de meest voorkomende fout. Bestudeer de regels voor haben en sein grondig en oefen veel.
  • Verkeerde woordvolgorde: In een hoofdzin staat het vervoegde werden op de tweede plaats en het voltooid deelwoord met haben/sein aan het einde. Bij bijzinnen is de volgorde vaak: voegwoord + onderwerp + … + voltooid deelwoord + haben/sein + vervoegd werden.

Oefeningen en Tips voor Meesterschap

De beste manier om de Futur II onder de knie te krijgen, is door veel te oefenen. Hier zijn enkele tips:

  • Zinsconstructie: Probeer zelf zinnen te vormen met verschillende werkwoorden en zowel haben als sein.
  • Teksten lezen: Let op het gebruik van de Futur II in Duitse boeken, kranten of online artikelen. Analyseer de context.
  • Luisteroefeningen: Kijk naar Duitse films of series en probeer de Futur II te herkennen in dialogen.
  • Schrijfoefeningen: Schrijf korte paragrafen waarin u anticipeert op toekomstige gebeurtenissen die dan al voltooid zullen zijn, of waarin u aannames doet over het verleden.

Met geduld en consistente oefening zult u merken dat de Duitse Futur II niet langer een struikelblok is, maar een waardevol instrument in uw grammaticale gereedschapskist!