Worstelt u ook regelmatig met de Engelse bijzinnen en de keuze tussen ‘who’, ‘which’ en ’that’? U bent zeker niet de enige! Deze kleine woordjes kunnen een wereld van verschil maken in de betekenis van uw zin en zijn een notoire struikelblok voor veel Nederlandstaligen die hun Engels willen perfectioneren. Maar vrees niet, deze uitgebreide gids zal u stap voor stap door de complexe wereld van Engelse relatieve bijzinnen leiden, zodat u nooit meer hoeft te gissen.
De Kern van Relatieve Bijzinnen: Wat zijn ze en waarom zijn ze belangrijk?
Relatieve bijzinnen (of relative clauses in het Engels) zijn zinsdelen die extra informatie geven over een zelfstandig naamwoord (een persoon, ding, dier of concept) in de hoofdzin. Ze beginnen meestal met een relatief voornaamwoord zoals ‘who’, ‘which’ of ’that’. Het correct toepassen hiervan verbetert niet alleen de duidelijkheid en precisie van uw communicatie, maar laat ook zien dat u een gevorderd begrip heeft van de Engelse grammatica.
Wanneer gebruik je ‘Who’? (Voor Personen)
Het relatief voornaamwoord ‘who’ wordt uitsluitend gebruikt om te verwijzen naar personen. Het fungeert als het onderwerp of lijdend voorwerp van de relatieve bijzin.
- Als onderwerp: Wanneer ‘who’ de actie in de bijzin uitvoert.
- Als lijdend voorwerp: Wanneer ‘who’ de ontvanger is van de actie in de bijzin. In formelere contexten kunt u ‘whom’ tegenkomen als lijdend voorwerp, maar ‘who’ is tegenwoordig veel gebruikelijker, zelfs in deze rol.
Voorbeelden en Scenario’s:
- Onderwerp: The woman who lives next door is a doctor. (De vrouw die naast de deur woont, is een dokter.) Hier is ‘who’ het onderwerp van ‘lives’.
- Lijdend voorwerp: The student who I met yesterday was very intelligent. (De student die ik gisteren ontmoette, was erg intelligent.) Hier is ‘who’ het lijdend voorwerp van ‘met’. Let op: in informele spreektaal zou dit vaak ’that’ zijn, of zelfs weggelaten worden, maar ‘who’ is grammaticaal correct.
- Met voorzetsel: The colleague to whom I spoke was very helpful. (De collega met wie ik sprak was erg behulpzaam.) Zeer formeel, ‘who’ is ook hier vaak acceptabel: The colleague who I spoke to was very helpful.
Wanneer gebruik je ‘Which’? (Voor Zaken en Dieren)
Het relatief voornaamwoord ‘which’ wordt gebruikt om te verwijzen naar zaken, objecten, dieren of concepten. Het is essentieel om te onthouden dat ‘which’ vaak wordt gebruikt in bijzinnen die niet-essentiële informatie toevoegen (uitbreidende bijzinnen), en dan altijd voorafgegaan wordt door een komma.
Voorbeelden en Scenario’s:
- Voor een ding: The book, which I read last week, was fascinating. (Het boek, dat ik vorige week las, was fascinerend.) De informatie ‘which I read last week’ is extra; de zin is ook zonder te begrijpen.
- Voor een dier: My dog, which is a Labrador, loves to swim. (Mijn hond, die een Labrador is, houdt van zwemmen.) Opnieuw, extra informatie.
- Voor een concept: He failed the exam, which surprised everyone. (Hij zakte voor het examen, wat iedereen verbaasde.) Hier verwijst ‘which’ naar de hele situatie (het zakken voor het examen).
Wanneer gebruik je ‘That’? (De Veelzijdige Keuze)
‘That’ is het meest veelzijdige relatieve voornaamwoord en kan worden gebruikt voor personen, zaken, objecten en dieren. Het belangrijkste kenmerk van ’that’ is dat het bijna uitsluitend wordt gebruikt in bepalende (defining) relatieve bijzinnen. Dit zijn bijzinnen die informatie bevatten die essentieel is om het zelfstandig naamwoord te identificeren.
- Het wordt nooit gebruikt na een komma.
- Het kan vaak worden weggelaten als het het lijdend voorwerp van de bijzin is.
Voorbeelden en Scenario’s:
- Voor een persoon (essentieel): This is the student that called me yesterday. (Dit is de student die me gisteren belde.) De informatie is essentieel om te weten welke student.
- Voor een ding (essentieel): I love the car that has the red stripes. (Ik houd van de auto die de rode strepen heeft.) Essentieel om de auto te onderscheiden.
- Waar ’that’ weggelaten kan worden (lijdend voorwerp): The movie (that) I watched last night was fantastic. (De film die ik gisteravond keek, was fantastisch.) ‘That’ kan hier weggelaten worden omdat ‘I’ het onderwerp is van de bijzin, en ’that’ (de film) het lijdend voorwerp.
Het Grote Onderscheid: Essentiële vs. Niet-Essentiële Informatie
Dit is de crux van het correcte gebruik van ‘who’, ‘which’ en ’that’, en het heeft alles te maken met komma’s!
Bepalende (Defining) Relatieve Bijzinnen
- Deze bijzinnen geven essentiële informatie die nodig is om het zelfstandig naamwoord te identificeren. Zonder deze informatie zou de zin onduidelijk zijn.
- Er worden geen komma’s gebruikt.
- U kunt ‘who’ (voor mensen), ‘which’ (voor dingen/dieren) of ’that’ (voor mensen/dingen/dieren) gebruiken. ‘That’ is vaak de meest voorkomende keuze voor dingen en dieren.
- Als het relatief voornaamwoord het lijdend voorwerp van de bijzin is, kan het vaak worden weggelaten.
Voorbeeld: The man who/that stole my wallet was arrested. (De man die mijn portemonnee stal, werd gearresteerd.) De informatie ‘who/that stole my wallet’ is essentieel om te weten welke man gearresteerd werd.
Uitbreidende (Non-Defining) Relatieve Bijzinnen
- Deze bijzinnen geven extra, niet-essentiële informatie. De zin blijft duidelijk en begrijpelijk, zelfs als deze bijzin wordt weggelaten.
- Deze bijzinnen worden altijd gescheiden door komma’s.
- U kunt alleen ‘who’ (voor mensen) of ‘which’ (voor dingen/dieren) gebruiken.
- U kunt nooit ’that’ gebruiken in een uitbreidende bijzin.
- Het relatief voornaamwoord kan nooit worden weggelaten.
Voorbeeld: My brother, who lives in Amsterdam, is a teacher. (Mijn broer, die in Amsterdam woont, is een leraar.) Ik heb maar één broer, dus ‘who lives in Amsterdam’ is extra informatie. De zin ‘My brother is a teacher’ is op zichzelf al duidelijk.
Praktische Voorbeelden en Veelvoorkomende Fouten
Laten we de verschillen visualiseren in een tabel.
| Relatief Voornaamwoord | Verwijst naar | Type Bijzin | Komma’s? | Weglaten mogelijk? | Voorbeeld |
|---|---|---|---|---|---|
| Who | Personen | Bepalend of Uitbreidend | Ja (Uitbreidend), Nee (Bepalend) | Ja (Bepalend, lijdend voorwerp), Nee (Uitbreidend) | The girl who sang. / My sister, who lives abroad. |
| Which | Zaken, Dieren, Concepten | Bepalend of Uitbreidend | Ja (Uitbreidend), Nee (Bepalend) | Ja (Bepalend, lijdend voorwerp), Nee (Uitbreidend) | The car which broke down. / My car, which is red. |
| That | Personen, Zaken, Dieren | Alleen Bepalend | Nee | Ja (Bepalend, lijdend voorwerp) | The house that burnt down. / The person that called. |
Veelvoorkomende Fouten:
- ‘That’ gebruiken na een komma: Incorrect: My dog, that loves to play, is a Golden Retriever. (Correct: My dog, which loves to play, is a Golden Retriever.)
- ‘Who’ of ‘which’ weglaten in een uitbreidende bijzin: Incorrect: My friend, I met yesterday, is coming. (Correct: My friend, who I met yesterday, is coming.)
- ‘Which’ gebruiken voor personen: Incorrect: The man which helped me was kind. (Correct: The man who helped me was kind.)
Oefening Baart Kunst
De regels lijken misschien complex, maar met regelmatige oefening worden ze vanzelfsprekend. Lees Engelse teksten met een kritisch oog voor relatieve bijzinnen, en probeer zelf zinnen te formuleren waarbij u bewust kiest tussen ‘who’, ‘which’ en ’that’. Let vooral op de aanwezigheid of afwezigheid van komma’s, want die zijn vaak de sleutel tot de juiste keuze.
Door deze richtlijnen nauwgezet te volgen, zult u merken dat uw beheersing van het Engels aanzienlijk verbetert en u met meer vertrouwen communiceert!
